Vrij naar "De generaal van het dode leger" door Ismail Kadare.
Ismail Kadare is een Albaneze schrijver die ver over de grensen bekendheid geniet. Ik heb 2 boeken van hem bij me die beiden een prachtige sfeertekening zijn van stukjes Albaneze geschiedenis. In De generaal ... vertelt Kadare het verhaal van een Italiaanse generaal, die volgens afspraak tussen Albanië en Italië de stoffelijke overschotten van gesneuvelde Italiaanse soldaten uit WO II komt opgraven en naar huis brengen.
Het juiste citaat luidt: "Hier zijn ze, ik heb hen teruggebracht. Het land was woest en we hadden voortdurend met slecht weer te kampen."
Dat de generaal het land als woest ervoer kan ik me volkomen voorstellen. Op een klein stuk vlak land langs de kust na, waar de meeste Albanezen wonen overigens, zijn er alleen maar bergen. Ook langs de zuidelijke kust zijn bergen.
De generaal had voortdurend met slecht weer te kampen. Zo erg verging het mij niet. Het was een periode met wisselvallig weer op de Balkan, waarbij zon, bewolking en regen elkaar afwisselden.
De aanloop naar de klim naar Thethi is een prachtig weggetje, dat licht klimt, de besneeuwde bergen komen al maar dichter bij. Verrassend kom ik hier 2 Slowaakse fietsers tegen, die ook naar Thethi gaan. De vrouw heeft het nu al te kwaad, en ik vrees dat ze het zo niet gaan halen. Voor hun niet erg, ze hebben bivakzakken, maar ik heb m'n tent in Shkoder achtergelaten. Dus ik besluit toch maar alleen door te fietsen.
Abrupt gaat in Boga het wegdek over in groffe steenslag, en begint de weg te klimmen. Regelmatig moet ik even van de fiets, als de keien te los liggen, of de klim in een bochtje te scherp is.
Als ik na een tijdje op een muurtje een boterham eet stopt er een vrachtwagen. "Moet je naar Thethi? Gooi je fiets dan maar achterin en kom zelf in cabine!" Dat is vals spelen, maar wel heel makkelijk, dus ik stap in. Ik snap wel dat dit niet als onbetaalde lift is bedoeld. Ik zoek onderweg in m'n reisgids op wat er als redelijk bedrag voor deze tocht staat, en hij vraagt de helft.
Zo, daarmee ben ik mooi op tijd in een pensionnetje. Voor nog geen € 20,- heb ik daar een overnachting met 3 maaltijden. En tussendoor koffie en raki. Als ik het avondeten allang op heb komen daar notabene de 2 Slowaken aan. Zij meer dood dan levend. De volgende dag willen ze door en de vallei langs een nog veel zwaardere route uitrijden. Ik blijf een dagje.
De dag in Thethi wandel ik wat door de vallei, en geniet op het terrasje voor mijn pensionnetje van het uitzicht en de zon, waarbij ik me soms wel de opdringerige kinderen van het lijf moet houden.
Maar terug moet ik ook. En ik ben in de vrachtwagen evenveel geklommen als gedaald. Zoals ik al een beetje meende te zien is het deel dat ik nu moet klimmen echter veel eenvoudiger. Voor hetzelfde aantal hoogtemeters worden veel meer kilometers gemaakt. En het wegdek is beter aangereden, veel fijnere steenslag.
Terug in mijn hotel in Shkoder ben ik de held. De receptionist en de taxichauffeur die de hele dag voor de deur hangt hadden gezegd dat het onmogelijk was naar Thethi te fietsen. Ik zwijg over de vrachtwagen, tenslotte heb ik de klim terug gewoon gefietst.
Na de prachtige natuur van Thethi volgen helaas 3 etappes door het laagland.
Zelfs de mensen lijken zich aan dit desolate decor te hebben aangepast. Voor het eerst is het contact vervelend opdringerig, of zelfs onvriendelijk. Maar ja, ik moet hier nu eenmaal doorheen, en het geeft wel even een beeld van de leefomstandigheden van toch een heel groot deel van de Albanezen.
Ook de steden hier zijn afzichtelijke blokkendozen.
Omdat hier weinig fietsplezier te beleven is bezoek ik Tirana vanuit Durres met de trein. Een beleving op zich. Oude afgeleefde wagons, aan de bordjes te zien uit Italië. De trein komt door stukjes die nog uitzichtlozer zijn dan wat ik langs de weg zag. Hier kom ik langs krotten gebouwd van golfplaat.
Met dat bezoek valt het sowieso hier wel mee. Toerisme staat nog erg in de kinderschoenen, veel toeristen die ik onderweg zie zijn Albanezen. Op die bus met 20 Nederlanders vandaag na dan.
Vanuit Berat zoek ik in Vlora de kust weer op. Dan volgen 2 prachtige dagen parallel langs de kust. De bergen lopen hier recht door naar zee, soms is er bij een riviermonding een baai met een dorpje en strand, of een strandje zonder dorpje. Soms ook draait de weg met pittige klimmen (tot 17%!) een stuk landinwaarts.
Over het eten heb ik nog niet veel geschreven. Dat hoort er natuurlijk ook bij.
Vers lijkt het allereerste sleutelwoord. En met de wat trage transport over de gebrekkige infrastructuur betekent dat uit de buurt. In Kruja 40 kilometer landinwaarts is geen vis te krijgen bij voorbeeld.
Verder is de keuken eenvoudig. Er zitten hier en daar wat Griekse en Italiaanse invloeden in. Pizza krijg je overal. Maar de verfijning ontbreekt. De visgerechten smaken me over het algemeen het beste. Vlees is al gauw tamelijk taai. Feta is alom aanwezig, vanaf het ontbijt tot in de salade en bij vrijwel elk warm gerecht.
Het eten wordt op een voor mij aparte manier uitgeserveerd. Te beginnen met de salade, meestal een flinke bak, groen of tomaat/komkommer.
Menukaarten zijn er soms deels in het Engels. Net zover als de taalkennis reikte, allerlei gerechten worden niet vertaalt, of samengevalt als traditioneel Albanees gerecht. Ik heb me aangewend om in zo'n geval de ober te vragen welk van die gerechten hij het lekkerste vindt. Pakt meestal goed uit.
De Italiaanse invloeden beperken zich helaas tot de pizza. Koffie zou mogen volgen. Cappucino maakt men, voor zover ik het zie, van een poedertje en water of melk, dat met een melkschuimer verhit wordt. Dit geheel wordt afgemaakt met een dot slagroom uit een spuitbus. Het resultaat is melkerig, zoet, met een vleugje koffie- en chocoladesmaak.
En dat terwijl ze een prima espresso maken, alleen zo sterk dat je een maag als een betonnen bunkertje moet hebben om het te verteren. Ik krijg het alleen weg met flink wat suiker. Gebruik die melkschuimer nu om melk te kloppen, doe dat bij de espresso, en volgens mij wordt het prachtig. Helaas.
Zoals in veel armere landen is het witbrood wat de klok slaat. Buke te Zeze betekent letterlijk zwart brood. Als het lichtbruin uitvalt ben ik al tevreden. Een paar keer moest de winkelmedewerkster zelf heel goed 2 broden vergelijken om enig vermoeden te krijgen voor Zeze. Naast feta vind ik ook prima harde kazen. En vijgenjam, en heel veel vers fruit. Vaak ook aangeboden in stalletjes langs de kant van de weg.
Onder de noemer Fast Food is Byrek te koop. Een tamelijk vet bladerdeeg gevuld met kaas of spinazie. € 0,30 en m'n buik is weer vol.
Nu mijn tocht er bijna opzit merk hoe fijn het is om lang in 1 land te zijn. Ik heb gevoel voor de taal gekregen (lastig genoeg, want geen familie van wat voor bekende andere taal ook), de muziek is me vertrouwd geworden, ik heb het één en ander geleerd van de geschiedenis en de socialal- politieke vragen, en meer van dat soort zaken dat ik me er op m'n gemak ben gaan voelen
Gevolg van een land op die manier zien is ook dat de interesse erin natuurlijk toeneemt.
Het land kan een grote toekomst als vakantiebestemming hebben. M.n. door de prachtige natuur. Bergen en stranden liggen vlak bij elkaar. De bevolking schreef ik al eerder is vriendelijk, en op een plezierige manier behulpzaam. De Grieken die me vertelden dat ik de eerste dag al van alles van waarde beroofd zou worden, en blij mocht zijn als ik 't er levend van af zou brengen hadden geen gelijk.
Groot minpunt vind ik het afval wat op een derde wereld achtige manier overal wordt neergesmeten. Dat is een mentalitietskwestie die minder snel opgelost wordt dan dat de wegen verbeterd worden.
De Albanezen die ik sprak dromen allemaal van de EU. Jammer genoeg met als eerste reden dat ze dan in het buitenland kunnen gaan werken. De binnenlandse economie heeft namelijk enorm te leiden gehad van de rellen eind 90-er jaren, na het instorten van de op piramideconstructies gebaseerde beleggingsfondsen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten